De Wet Normering Topinkomens als hulpmiddel bij verplicht overleg
Door de wijziging van Wet op de Ondernemingsraden op 1 januari 2019 wordt de bestuurder verplicht informatie te bespreken over de topinkomens in de organisatie. Voor ondernemingsraden van de overheid en van maatschappelijke organisaties is de Wet Normering Topinkomens 2 een goed handvat om de informatie te kunnen beoordelen.
Beloning bij de overheid en de maatschappelijke organisaties
De beloning van bestuurders van maatschappelijke organisaties is de afgelopen jaren begrensd. Reden daarvoor is dat er te hoge beloningen werden betaald aan topbestuurders. Die waren vergelijkbaar met de topinkomens in het bedrijfsleven. De rijksoverheid heeft hier in 2013 een einde aan gemaakt. Het belastinggeld waaruit de topsalarissen werden betaald was bedoeld om maatschappelijke organisaties behoorlijk te laten functioneren. Niet om een enkeling rijk te maken. Dus werden er plafonds vastgesteld tot hoe hoog de inkomens mochten stijgen. Eerst was er Wet Normering Topinkomens 1, vanaf 2015 is er Wet Normering Topinkomens 2. Met deze wet creëert de overheid een kader voor de berekening van een topinkomen. De wet geldt voor bestuurders en toezicht houders van scholen, zorginstellingen, culturele instellingen, woningcorporaties, ontwikkelingsorganisaties, zorgverzekeraars en de overheid. De WNT 2 biedt een goed houvast voor de OR die wil meedenken over het inkomen van een (nieuwe) bestuurder.
Berekening volgens de Wet Normering Topinkomens
De beloning van de bestuurder komt tot stand door naar de zwaarte van de functie te kijken. De zwaarte van de bestuurdersfunctie wordt bepaald door toepassing van een aantal criteria. Door de scores op die criteria bij elkaar op te tellen kom je uit bij een klasse. Bij de klasse hoort een maximum inkomen. In de volgende berekening dient de zorgsector als voorbeeld. In de zorgsector gelden vijf criteria die bepalen hoe zwaar het is om de organisatie te besturen. Het idee achter de beloning is: hoe moeilijker de organisatie te bestuderen is, hoe meer men mag verdienen. Deze systematiek van criteria, punten en klassen wordt ook toegepast bij de andere non-profit sectoren, alleen dan met elk eigen criteria en klassen.
De criteria voor Zorginstellingen:
1. Kennisintensiteit
2. Aantal taken
3. Aantal relevante financieringsbronnen in relatie tot omzet uit die bronnen
4. Totale omzet
ad 1) Kennisintensiteit
Bij kennisintensiteit moet men denken aan de hoeveelheid wetenschappelijke of expertkennis die nodig is om de zorg te kunnen verlenen. Het gaat dan om de mensen die in de organisatie werken. Als men een organisatie aanstuurt met veel hoog opgeleide werknemers mag je meer verdienen dan wanneer er veel lager opgeleide mensen werken. Academische ziekenhuizen scoren het hoogste, namelijk vijf punten. Uitleenpunten van zorgartikelen het laagste, namelijk twee punten.
ad 2) Het aantal taken voor de organisatie
Bij het aantal taken die de organisatie verricht gaat het erom: verleent de organisatie alleen zorg of is er ook een opleidingstaak? Het uitgangspunt is dat het eenvoudiger is om een organisatie aan te sturen die slechts één taak heeft. Als er ook onderwijs wordt aangeboden dan wordt het ingewikkelder en mag men meer verdienen. Bij alleen een zorgtaak scoort men één punt. Is er ook een opleidingstaak dan scoort men twee punten.
ad 3) Het aantal relevante financieringsbronnen en de omzet hieruit
De relevante financieringsbronnen zijn de Zorgverzekeringswet, de Wet Langdurige Zorg, de Jeugdwet, de Wmo 2015, financiering voor forensische zorg en financiering voor onderwijs. Per bron moet ten minste 10% of €5 miljoen van de opbrengsten worden verkregen. Minder dan 5 miljoen wordt niet meegerekend. Hoe meer financieringsbronnen, hoe zwaarder het is om de organisatie aan te sturen. Ook wordt het beloond als men uit de financieringsbronnen meer geld genereert. Dus hoe meer bronnen en hoe meer geld per bron, hoe hoger de score. Het levert een ingewikkelde rekentabel op waarbij twee of drie punten gescoord kunnen worden.
ad 4) De totale omzet
Hierbij gaat het om de omvang van de totale jaaromzet van de organisatie. Het vergt meer om een grote organisatie met veel omzet te moeten leiden dan een kleine organisatie met minder omzet. Organisaties kleiner dan 10 miljoen omzet per jaar scoren één punt, organisaties met een omzet van meer dan 300 miljoen scoren het maximum van vijf punten.
Klassen
Op basis van de scores op de verschillende criteria komt een organisatie in een klasse terecht. Bij een minimum score komt men in klasse l terecht, bij een maximum score in klasse V. De rest zit daar tussenin. Het vergt voldoende financiële informatie en enig rekenwerk om vast te stellen in welke klasse uw organisatie thuishoort. Maar belangrijk is ook hoe de bestuurder en Raad van Toezicht deze criteria interpreteren en toepassen.
Haalt men 6 of 7 punten dan komt men in klasse 1.
Haalt men 8 punten dan komt men in klasse 2.
Bij 9 punten komt men in klasse 3.
Bij 10-11 in klasse 4.
Met 12 tot 15 punten in klasse 5.
Bij elke klasse hoort een maximale beloning voor de topfunctionarissen. Dus alleen de organisatie die het maximale aantal punten behaalt, mag de bestuurder maximaal belonen.
Klasse Maximum
Klasse 1 = 107.000
Klasse 2 = 130.000
Klasse 3 = 157.000
Klasse 4 = 179.00
Klasse 5 = 194.000
Als voorbeeld een zorginstelling die de volgende scores heeft:
1. Kennisintensiteit: 3 punten
2. Aantal taken: 1 punt
3. Aantal financieringsbronnen: 2 punten
4. Totale omzet: 2 punten
Totaal: 8 punten = klasse 2. De maximale beloning van deze bestuurder mag 130.000,- euro per jaar zijn.
Voor wie?
De Wet Normering Topinkomens geldt voor alle topfunctionarissen binnen de organisatie. Dat wil zeggen voor de Raad van Bestuur maar ook voor een directie of managementlaag daar onder. De bezoldiging voor de toezichthouders dus de Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen, is ook aan banden gelegd. Daarvoor gelden vanzelfsprekend andere maxima. De WNT heeft ook normen opgelegd met betrekking tot interim functionarissen. Voor de medisch specialisten geldt de Wet Normering Topinkomens niet.
Alles meerekenen
Bij de berekening van de maximale bezoldiging wordt in de WNT alles meegerekend. Dat wil zeggen het salaris, de pensioenvoorziening en de aanvullende beloningen. De WNT verbiedt bonussen en andere variabele beloningen. De verschillende inkomstenbronnen werken als communicerende vaten. Als er bij de ene bron wat bijkomt, moet er bij de andere wat af. Zo wordt gezorgd dat de optelsom nooit hoger uitkomt dan het maximum.
Ontslagvergoedingen
Door de WNT zijn de mogelijkheden om vooraf ontslagvergoedingen af te spreken, beperkt. De Wet Werk en Zekerheid bepaalt dat bij ontslag een transitievergoeding met als maximum van 81.000,- betaald wordt, of een jaarsalaris als dit hoger is. Naar verwachting zal bij ontslag de WNT salarisnorm als maximum gelden.
Sancties
Organisaties die onder de WNT vallen hebben een publicatie- en meldingsverplichting. Dat wil zeggen dat de topinkomens in de jaarstukken vermeld moeten staan en dat de inkomens gemeld moeten worden aan de minister van Binnenlandse Zaken. Maar als men zich niet aan de WNT houdt, dan volgen er sancties vanuit de overheid.
Zo kan de Staat:
• een dwangsom opleggen om teveel betaald loon terug te halen
• een deel van de betaling terugvorderen bij de functionaris of de instelling
• het teveel betaalde loon verrekenen met de verleende subsidie
Tot slot
Het is een goede ontwikkeling dat het informatierecht over de topinkomens is uitgebreid. Bij de overheid en de non-profit sector wordt men stevig geholpen door de Wet Normering Topinkomens 2. De OR heeft vooral een toezichthoudende taak om te voorkomen dat de organisatie over de schreef gaat. Die rol wordt makkelijker als men de kaders uit de Wet Normering Topinkomens zelf ook kent.